Stadshart: Over de kip en het ei: bezonnen doorgaan en niet onbezonnen stoppen.
Ons stadshart weet de gemoederen behoorlijk in brengen. En dat is goed, want iets dat je bezig houdt mag leiden tot emotionele reacties. En het stadshart houdt ons allemaal bezig. Dat blijkt uit bv. De reacties van VVD, Inwonerspartij iets eerder al PvdA op hun sites. En dat voordat de eerste beeldvormende sessie plaats heeft kunnen vinden. Dus lijkt het mij gepast ook een duit in het zakje te doen.
De kop van de VVD bijdrage leidt bij mij tot verwarring. Alsof er in een proces als dit opnieuw zou kunnen worden begonnen. “als je na 10 jaar constateert dat een plan niet loopt…) Dat is volgens mij niet wat er aan de hand is. Bij het opstellen van het masterplan is uitgegaan van de omstandigheden en visie op ontwikkelingen zoals die op dat moment voorzien konden worden. In de periode tot 2011 is het plan eenmalig herzien 2007 als gevolg van veranderde omstandigheden. In de huidige situatie kunnen we vaststellen dat de economie anders is als voorzien en met nam investeringsbeslissingen uit blijven. Met deze informatie is het goed om het oorspronkelijke plan tegen het licht te houden en te kijken of de uitgangspunten (alle) qua programma, tijd en financiën nog valide zijn. Het is dus niet wat er fout gaat maar om een analyse te maken in welk richting bijgestuurd moet worden om te voorkomen dat er “fouten” gemaakt worden. Immers de mate van realisatie van de gestelde doelstellingen is afhankelijk van de omstandigheden waarin deze gerealiseerd moeten worden. In het najaar van 2011 is dan ook gestart met het stuk om zelf als gemeente een analyse te maken deze vervolgens met marktpartijen (Adviseurs, eigenaren, beleggers ontwikkelaars, huurders, horeca ondernemers, horeca Nederland, kamer van koophandel , etc.) te delen en te toetsen. Daaruit zijn conclusies getrokken en worden deze conclusies aan de raad voorgelegd waarna de consequenties exact uitgewerkt kunnen worden.
Vervolgens wordt ons verweten dat er geen externe onderbouwing gebruikt zul worden. Dat is feitelijk onjuist, in de achterliggende stukken kunnen raadsleden in zowel rapportages (van onafhankelijke derden) en gespreksverslagen zien op welke wijze de externe ontwikkelingen met en door externen gewogen zijn in met name de Lelystadse situatie. Om dat dan een slag in de lucht te noemen, zoals de inwonerspartij dat doet, is dan wel erg makkelijk.
De ontwikkeling rond de Waag is overigens niet de aanleiding voor de vraag ‘hoe nu verder’, maar slechts een onderdeel van de totale vraag. De vraag ‘hoe nu verder’, komt voort uit de totale marktsituatie rond detailhandel, kantoren, woningen en horeca en leisure. Daarom is ook juist het najaar van 2011 gebruikt om de MARKT te bevragen ‘hoe nu verder’ zij zijn immers de partijen diehet daadwerkelijk moeten doen. Deze uitkomsten worden nu met de raad besproken. En de raad kan hierbij aangeven of zij zich hierin kunnen vinden of niet.
De opmerkingen over de woningbouw en de verwijzing naar het PvdA initiatief zou ik af kunnen doen met een verwijzing naar het door de VVD en PvdA toch zo gewaardeerde dualisme. Het is toch verstandig en in de goede zin van het woord spannend om met elkaar de discussie aan te gaan of dat initiatief ook naar ons oordeel c.q. het oordeel van de markt inpasbaar is. Volgens mij bieden de voorgestelde kaders daarvoor nu juist de ruimte, omdat die een kleinschaliger gefaseerde ontwikkeling bepleiten.
Het ironische is nu juist – en dat moet ik me aantrekken want dat is kennelijk uit de stukken niet duidelijk geworden – dat de voorliggende stukken nu juist bedoeld zijn om de Raad richting te laten geven. Er is nog geen sprake van een aangepast plan, en dat kan ook nog helemaal niet. Er moet uiteindelijk (rond de zomer, maar dat is dan afhankelijk van de wijze waarop raad en College het vervolg van het proces inrichten) een volgende versie van het masterplan en bijbehorende financiële stukken komen, op basis waarvan de Raad besluiten neemt. Wat met dit raadsvoorstel gepoogd is, is om de Raad kaders te laten stellen en een richting te laten duiden, voordat het College die stukken verder op laat stellen. En als de raad dan – na een toelichting in bv. een beeldvormende sessie – de voorliggende uitgangspunten nog eens extern zou willen laten toetsen alvorens een besluit te nemen, dan doen we dat uiteraard.
Maar belangrijk is dan wel dat we ons realiseren dat hier kaders voorliggen op weg naar een plan en dat onze gezamenlijke opdracht is om in een gezonde dialoog vanuit onze respectievelijke rollen te zorgen dat dat een goed plan wordt. Laten we bezonnen doorgaan, want begonnen zijn we al lang.